Hoe ik van de nood van quarantaine een lekkere deugd probeerde te maken in de vorm van een pittige rode zuurkool
De eerste dagen van de corontaine waarover ik over enkele decennia heldhaftig zal opscheppen tegen mijn kleinkinderen, voelde het voor mij nog aan als een welkome gelegenheid om te vertragen en dingen te maken die tijd en geduld vragen – twee dingen die mij in normale omstandigheden niet zo goed af gaan. Dingen als fermenteren en zuurdesemstarters. Twee eeuwenoude trucjes uit de natuur, processen die ons eten als door een onzichtbaar, magisch proces transformeren van rauwe grondstoffen tot knapperige smaakbommetjes.
Mijn ervaring met fermenteren is eerder anekdotisch. Ik herinner me een proefje in de les biologie in het middelbaar met zuurkool (sauerkraut noemen ze dat in de VS) waarbij we aan de slag gingen met plastic potjes, knolselder en pekel om over anaerobe processen te leren. Op het einde mochten we onze eigen sauerkraut proeven. In 2018 deden we met de collega’s als nieuwjaarsuitstap een kookworkshop die draaide rond vergeten groenten, waar we o.a. prutsten met het inleggen van rode bietjes, wortel, daikon en smaakmakers als knoflook, gember en mierikswortel. Ik was gefascineerd. En een maand of twee geleden mocht ik van mijn collega Heleen op de middag door het prachtige boek Kimchi van Ae Jin Huys bladeren, ik kreeg prompt weer zin om te gaan fermenteren. Heleen raadde mij aan om met kool te beginnen – momenteel (nog net) in het seizoen.
Ik had nog een pre-corona rode kool in de koelkast zitten en zo’n hele kool tot klassieke rode kool verwerken is meestal toch een beetje te veel van het goede (ik heb geen geschikte kookpot waar een hele kool in past). Dus ik zocht naar recepten online om rode kool te fermenteren, die verrassend schaars blijken te zijn. Ik baseerde me uiteindelijk op dit recept van Ekoplaza en de uitleg van de Hippe Vegetariër Maar de techniek van lactofermentatie is uiteindelijk altijd hetzelfde: groenten fijn snijden, voldoende zout bij doen, in een afgesloten potje steken (ondergedompeld in vocht) en wachten. Na wat snuisteren in recepten ging ik aan de slag met rode peper, knoflook, mosterdzaad en zwarte peper als smaakmakers. Die zwarte peper zou ik retrospect niet meer doen: wel lekker, maar zo’n heel bolletje in je mond krijgen is niet geweldig en je wilt ook niet iedere keer naar bolletjes zitten vissen voor je gaat eten. De smaakmakers smaken in het begin heel sterk af, maar niet panikeren: die scherpe smaken vlakken echt af en maken de kimchi heerlijk smaakvol.
Ik gebruikte ongeveer 1/3-1/2 of 400-450 gram rode kool voor een potje van 0,5 liter. Het kon er net in, maar het vocht ontsnapte wel af en toe uit de pot tijdens het fermenteren, dus zorg dat je er een bordje onder zet. Als potje gebruikte ik een IKEA voorraadpot zonder rekker (zodat de lucht eruit kan). Ik ‘steriliseerde’ het potje eerst door er kokend water over te gieten en te laten uitlekken op een propere keukenhanddoek.
De ingrediënten voor 0,5 liter:
– 1/3-1/2 rode kool
– 1 of 2 rode pepers
– 3 teentjes knoflook
– 3 cm gember
– 1 eetlepel mosterdzaad
– zeezout (mag grof zijn)
Rooster het mosterdzaad eventjes in een hete pan. Snijd de rode kool in fijne reepjes, laat het harde hart eruit. Als je een mandoline of keukenmachine met zo’n schijfjes-snijden-mes hebt zou je het ook daarmee kunnen doen, maar een rasp lijkt me (intuïtief) niet zo’n goed idee. Reepjes snijden als je tijd hebt is ook gewoon een fijne mindful bezigheid. Snijd de pepertjes ook in reepjes en hak de knoflook en gember heel fijn. Weeg alle ingrediënten samen af. Weeg per 100 gram groenten 1½ gram zeezout af (dus zout moet 1½ procent van het totaalgewicht zijn).
Doe alle ingrediënten samen in een grote kom en voeg het afgewogen zout toe. Kneed alles ca. 10 minuten stevig door; de groenten moeten gekneusd worden en door het zout hun vocht loslaten. Uiteindelijk ontstaat er veel vocht. Kap groenten en vocht samen in het schone potje. Mijn groenten stonden niet hélemaal onder als ze in het potje gingen, en in dat geval kan je voor de zekerheid een beetje pekel maken (recept: 30g zout per liter, dus 3 gram per 100ml) en aanvullen tot alles onder staat. Afsluiten met een laagje neutrale plantaardige olie zodat er geen lucht aan kan, deksel toe en klaar! Vergeet er geen bordje onder te zetten.
Ter info: als je meer wilt weten over lactofermentatie vind je hier veel nuttige info. Het is belangrijk dat je groenten onder blijven staan in de pekel zodat er geen lucht aan kan, soms wordt het daarom ook wat verzwaard met bv. een schoteltje (dat was niet echt een optie in mijn pot). Je kan in verschillende soorten potten en potjes fermenteren (glas, plastic…), maar denk eraan dat er lucht uit moet kunnen, desnoods door die elke dag eventjes te laten ontsnappen. Er bestaan ook speciale potten voor zuurkool waar de lucht uit kan, maar als beginner wil je daar wellicht niet meteen in investeren.
Nadat je de rode kool van je handen hebt geschrobd komt het zen gedeelte: elke dag met je kin op het aanrecht naar de bubbeltjes kijken die verschijnen tussen de koolreepjes! Na een dag of 5 kan je eens proeven om te kijken of het al zuur genoeg is. Het is normaal dat de groente knapperig blijft (maar niet rauw). Wanneer ik het goed vond deed ik de rek erin en zette ik het potje in de koelkast (als je een frisse kelder hebt van maximum 10 graden kan het ook daar). Daar blijft het héél lang goed.
En dan, smullen maar! Waar kan je dat nu allemaal bij eten? Hier een paar ideetjes:
– voor een snelle avondmaaltijd: kant-en-klare falafels bakken in de pan, één of twee sausjes van Ottolenghi erbij (tahinsaus mag niet ontbreken – meng gewoon snel wat sesampasta met water, citroensap, en een geplet teentje look), wat rauwkost (bv. veldsla, komkommer), hummus en rode zuurkool op een pitabroodje
– ’s middags op een boterham met hummus of bij Pa’lais blanc
– als smaakmaker tussen een broodje met een sappige veggieburger of bij een veggie hotdog
– bij puree, met een snufje mosterd erbij
Kortom, alles wat een beetje extra kick kan gebruiken. Smakelijk!