Categorie: Recepten

Een verjaardag, een dinosaurustaart en een bezinning over quitters

Een verjaardag, een dinosaurustaart en een bezinning over quitters

Afgelopen zaterdag werd Roald vijf. Een mijlpaal voor hem, en voor ons. Mijmerend door babyfoto’s scrollen en niet kunnen geloven dat er al vijf jaar voorbij zijn. De eerste rollende ogen als ik hem zeg wat een schattige baby hij toch was. Kinderen hebben lijkt constant schipperen tussen “stop de klok!” en stiekem verlangen naar de volgende mijlpaal. Ik kijk er bijvoorbeeld enorm naar uit als hij volgend jaar zal leren lezen – de wereld die voor hem open zal gaan! Hij is al een boekenwurm van voor zijn eerste jaar en nog steeds hangt hij aan de lippen van eenieder die een boekje voorleest.

Vijf jaar moederschap, ook. Veel geleerd over mezelf, in die jaren. Soms denk ik dat dat te maken heeft met de kaap van de dertig ronden en meer perspectief krijgen, maar ongetwijfeld dwingen kinderen je ook om een aantal inconvenient truths over jezelf te confronteren. Over het beeld dat je van jezelf hebt, bijvoorbeeld. Of over je drijfveren – de zichtbare en de onzichtbare.

Een paar jaar geleden haalde mijn moeder op kerstdag aan tafel onze roze boekjes van Kind en Gezin boven, waar ze vanalles over ons in onze eerste levensjaren had genoteerd. “Kan al hele liedjes repertoires zingen” of “nogal autoritair aangelegd” – hilarisch en herkenning van vroege karaktertjes. Ik nam me voor om ook zo veel mogelijk herinneringen over de kinderen aan het papier toe te vertrouwen.

Voor Roald geboren werd, kocht ik daarom een dagboek voor vijf jaar: “Mom’s One Line A Day”. Met het idee om dagelijks één regel te schrijven (want, haalbaar). Van zodra er een jaar rond is, kom je jezelf een jaar geleden tegen en kan je terugblikken op wat je toen aan het doen was. In ons geval ging dat naast de kinderlijke evoluties (en weeklachten over te weinig slaap, die precies toch ook nogal cyclisch waren) ook vaak over een bepaalde fase van de verbouwing, wat moed gaf om verder te doen.

In het begin vulde ik trouw dagelijks mijn boekje in. Hoe de roze wolk voelde, wie er die dag op bezoek was geweest, waneer hij begon te kruipen… Maar na een tijdje stak routine de kop op. Ik ben niet goed met routine, heb ik de laatste jaren beseft. Maar toch vond ik het belangrijk om door te gaan. Ik haalde vaak op het einde van de week, agenda en foto’s op de GSM in de hand, halsstarrig herinneringen in. Soms moest ik zelfs twee of meer weken inhalen. Energie om de dagen van een jaar, twee, drie, geleden na te lezen en te grinniken was er niet meer. Het werd een taak op de af te werken lijst en de lol was eraf. Waarom bleef ik dan registreren? Wetende dat ik in mijn hele leven nooit langer dan een paar maanden een dagboek heb volgehouden, alle wetenschap over het nut van regelmatig schrijven ten spijt?

Het zit zo: ik krijg energie van nieuwe dingen doen, leren, mensen ontmoeten. Een dagboek starten, een activiteit bedenken, een organisatie in gang trekken. Maar na een tijdje slaat de routine toe, en dan blijf ik het doen uit loyauteit – of in dit geval, omdat ik een bepaald beeld van mezelf heb gecreëerd. Dat ik zo’n moeder zal zijn die over 20 jaar karaktertjes kan oproepen aan de kerstdis, die alle herinneringen registreerde. En ook: dat ik geen quitter ben. Want opgeven terwijl de eindmeet in zicht is, is dat niet voor losers?

Toen kwam de eerste lockdown. Uren werden dagen werden weken werden maanden. Het gebrek aan externe prikkels, gebeurtenissen, evenementen die werken als kapstok voor mijn geheugen maakt dat die periode één lange tijdsbrij is als ik erop terugkijk. Laatst was ik foto’s aan het sorteren en stond ik versteld van de hoeveelheid knutselwerken, parkbezoeken… die we in die maanden gedaan hebben. Ik ben het precies allemaal vergeten. Tegelijk was de motivatie voor het dagboek echt helemaal weg. Ik stopte met invullen en een dag werd een week werd een maand …

De lege pagina’s stapelden zich op. De berg om terug op te klimmen werd steeds hoger. Het boek openen en invullen impliceert dat ik het àllemaal moet invullen, teruggaan in de tijd. Insurmountable. Die gedachte is een gevolg van (kwalijk) perfectionisme, dat besef ik intussen, maar wat moet je daarmee?

Dat was het moment om me af te vragen: waarom doe ik dit? Wil ik dit echt? Of is het om een bepaald beeld voor mezelf of van mezelf in stand te houden? Ga ik dat ooit allemaal terug lezen? Wie gaat mij hiervoor een reprimande geven, behalve ikzelf? Zal ik niet sowieso die moeder zijn die goeie verhalen heeft aan de kerstdis of herinneringen doorgeeft aan haar kinderen? (ja, ik geloof van wel)

Dus besloot ik om dan toch maar een quitter te worden. Die opgeeft met de finish in zicht. Nee, ik zal geen triomfantelijke foto kunnen posten van het boekje in kwestie ter ere van zijn vijfde verjaardag. De foto die zonder woorden zegt “Kijk eens hoe lang ik al goed bezig ben!” So what? Kan ik niet beter accepteren dat ik liever mijn energie steek in het opstarten van nieuwe dingen, daar waar ze rendeert? Waar ik content van word?

Verjaardagstaart: approved

Ik liet het passeren. En we vierden Roald zijn vijfde verjaardag met een lekkere dinotaart (want nieuwe taartjes bakken doe ik nog altijd graag, jaja). Het boekje staat in de kast, onvolmaakt te wezen, en dat is oké. Misschien komt er een dag dat ik nog een paar hoogtepunten aanvul. Of niet. Ooit zal ik er zeker terug door bladeren en grinniken om zoveel baby antics en slaaptekort. Met samen herinneringen maken gaan we intussen gewoon door.

Voor wie de taart wilt namaken:

Ik maakte deze chocomoussetaart + een simpele 4/4 cake en cupcakes voor de vulkaan. Je kan ook je favoriete biscuit, devil’s food cake… bakken en vullen met je favoriete vulling. Alles werd bestreken met chocoladeganache van het recept en versierd met chocolade-botercrème (100 ml room opwarmen en over 50 gram witte chocolade gieten, mengen, mixen met 100 gram malse boter en enkele eetlepels poedersuiker) met groene en blauwe kleurstof voor het meer en de bosjes, icing van eiwit met rode en oranje kleurstof (er zijn twee eiwitten over van het taartrecept die je hiervoor kan gebruiken), Lion of Malteser balletjes voor de rotsen en plastic dino’s en boompjes.

Een spuitzak met een spuitmondje zijn nodig om de botercrème en icing aan te brengen. De crème voor het meer spoot ik erop en smeerde ik dan wat uit met een lepeltje. De bosjes errond zijn met een gekarteld spuitmondje gemaakt. De oranje en rode icing was zeer lopend en spoot ik met een spuitzak met dunne opening van bovenaf in de vulkaanmond, en dat liep er als net echt naar beneden uit.

Hittegolfkoken: salade van watermeloen, feta, munt en olijven

Hittegolfkoken: salade van watermeloen, feta, munt en olijven

Slapen jullie ook zo slecht? Fieuw zeg. Ik ben twee dagen geleden op de valreep naar de winkel gespurt voor een ventilator, want het was niet meer te doen in huis, alle gevelisolatie ten spijt. Heerlijk briesje naast het bed, helaas was het voor onze net-niet-tweejarige dochter óók veel te heet de voorbije nachten. Maar we houden de moed erin, want de temperaturen gaan morgen beginnen zakken! (slaakt diepe zucht). Voor het zover is, nog een verfrissend hittegolf recept, waarvoor je geen vuur of oven nodig hebt en dat in een handomdraai klaar is – ahja, want fut om iets ingewikkeld in elkaar te draaien hebben we ook niet meer. Ik geef u: watermeloen-feta-munt-olijven salade.

salade van watermeloen, feta, munt en olijven

Ik vond dit recept voor het eerst bij Nigella Lawson, als ik me goed herinner. Het is ideaal in de zomer, want watermeloen is zowel eten als drinken. Je kan ook lekker variëren: de olijven weglaten voor wie dat niet lust, rucola toevoegen voor wie wat meer groen wilt. Watermeloen-feta-munt is wel de verfrissende ruggengraat van het recept die je best behoudt, al zou je het ook kunnen veganizen met feta van Violife.

Nigella is ook degene die me de truc met het limoensap leerde. Als je de ajuinringen minstens een half uur laat weken in limoensap (werkt wellicht ook met citroen) dan worden ze mooi felroze maar ook zachter en beter verteerbaar. Ik ben zo iemand die rauwe ajuin meestal uit Griekse salade vist of kebabventers op het hart drukt om geen ajuin in mijn broodje te doen omdat het op mijn maag blijft liggen (en omdat ik een ajuin-en-komkommer trauma heb van de laatste trimester zwangerschap, dat ook). Maar met deze truc lust ik het wel! Slim, toch?
(kleine disclaimer: op de foto is de limoen nog niet geweekt)

Ingrediënten voor een salade voor 3-4 personen, als lunch of als bijgerecht:

een rode ui
het sap van een limoen
een halve tot drie kwart kleine watermeloen
een twintigtal zwarte Kalamata olijven (de lekkerste die je kan vinden, ik ben fan van Père Olive. Olijven uit blik zijn hiervoor eigenlijk niet zo’n ideale keuze)
een half pakje feta
de blaadjes van enkele takjes munt
optioneel: rucola
peper en zout

Bereiding:

Snijd de ui in fijne ringen. Doe in een kommetje en besprenkel met het limoensap. Laat minstens een half uur weken.
Snijd de watermeloen in blokjes van 2-3 cm. Doe in een saladeschaal, schep er de olijven en de ajuinringen en eventueel de rucola door. Verkruimel de feta boven de salade en strooi er de muntblaadjes over. Breng op smaak met wat van het limoensap en eventueel wat peper. De feta en olijven zorgen al voor een zoute toets, dus check zeker eerst voor je er nog zout over strooit. Hydrateren maar!

Hittegolfkoken: gember-hibiscus ice tea

Hittegolfkoken: gember-hibiscus ice tea

Het is zover, de eerste echte hittegolf van 2020 is bezig. Wij blijven (alweer) in ons langzaam opwarmend kot en proberen vooral geen extra warmte op te wekken. Ik ging op zoek naar de recepten die mij verfrissen en weinig tot geen vuur of (heavens forbid) ovens nodig hebben. Vandaag: gember-hibiscus ice tea

Hibiscus gember ice tea

Drie jaar van mijn leven, van mijn derde tot en met mijn vijfde middelbaar, bracht ik door in de Verenigde Staten. Op restaurant kan je daar, naast koud water à volonté, ook bijna overal ice tea van het huis krijgen. Hoe verder je er naar het zuiden gaat, hoe meer kans dat de standaard versie van die ice tea gezoet is (en hoe meer naar het zuiden, hoe zoeter). Zelfs de hyper-intramobiele US of A is dus geen culinaire monocultuur. Aan de oostkust althans, van de westkust kan ik niet meespreken. Bij de ongezoete versie krijg je een kommetje met verschillende soorten suiker en roze zakjes zoetmiddel, ook al is ijskoude ice tea zoeten met gewone suiker geen sinecure. Bij vrienden stonden er ook vaak kannen met zelfgemaakte ice tea in de koelkast waar je naar believen van mocht uitschenken. Want Amerikanen vinden het totaal niet raar als je hun frigo opentrekt als huisgast.

Dat die huisgemaakte ice tea stilaan de oversteek naar het Europese continent heeft gemaakt, kan ik alleen maar toejuichen. Tegenwoordig heeft elke zichzelf respecterende hippe koffie-, cocktail- of zomerbar een huisgemaakte ice tea, die meestal al uitverkocht is als jij hem wilt bestellen. Wie liever in zijn kot blijft of ’s nachts verfrissing zoekt in de koelkast kan het ook makkelijk zelf maken! Het recept is helaas niet helemaal zonder warmte: het water voor de thee moet je eerst opwarmen (tenzij je thee ook koud kan brouwen, iemand al geprobeerd?) en dan weer laten afkoelen. Als je een waterkoker hebt, is dit het moment om die boven te halen, want zo maak je waarschijnlijk het minste extra warmte. Ik maak de ice tea ’s avonds laat en laat hem dan buiten de koelkast afkoelen om er ’s morgens in te zetten.

Jardin Anglais, heerlijk als ijsthee met een paar takjes munt

Je kan ice tea van zowat elke thee maken. De klassieker is de Lipton black tea en die is prima (zelf drink ik die het liefst met een tikkeltje suiker). Ik maak vaak ijsthee van de Palais des Thés English Garden, al dan niet met een paar takjes munt en schijfje citroen erbij voor extra frisheid. Het recept hieronder komt uit The New Classics van Martha Stewart, dé Amerikaanse keukenprinses. Ik doe er minder suiker in en laat het citroensap weg. Elke hibiscusthee is prima, ik gebruik de hibiscus & orange thee van Shotimaa, te vinden bij Bio Planet. Naast hibiscus en sinaasappel zit daar ook citroengras, rozebottel, peper, zoethout, karadamom, kaneel, gember en kruidnagel in. Geen caffeïne dus, een voordeel als je dit ’s avonds wilt drinken (nadat ik een keer wakker lag na vier glazen ijsthee op café, let ik daar wat op.)

Ingrediënten voor anderhalve liter thee

– 4 zakjes hibiscus/rozebottelthee
– gember: 2 tot 5 cm of meer, afhankelijk van hoe spicy het mag zijn
– suiker: 4 eetlepels (of een ander zoetmiddel zoals honing, agave…)
– anderhalve liter water + enkele eetlepels
– enkele eetlepels citroensap (optioneel)

Bereiding:

Breng het water aan de kook met de suiker in een (afgedekte) kookpot. Snijd intussen de gember in kleine blokjes, schillen hoeft eigenlijk niet (maar het mag). Doe de gember bij het water. Roer even om de suiker op te lossen. Als het water kookt, zet je het af en voeg je de theezakjes erbij. Laat minstens 15 minuten trekken. Proef dan of je er eventueel meer suiker in wilt. Ik laat de theezakjes en gember er gewoon de hele nacht in, of totdat het is afgekoeld en ik het overgiet in een karaf. Als het op kamertemperatuur is, voeg je eventueel de citroen toe en zet je het in de koelkast. Serveren met een ijsblokje en schijfje citroen.

Hittegolfkoken: Salmorejo

Hittegolfkoken: Salmorejo

Het is zover, de eerste echte hittegolf van 2020 is hier. Wij blijven (alweer) in ons langzaam opwarmend kot (leve gevelisolatie) en proberen vooral geen extra warmte op te wekken. Ik ging op zoek naar de recepten die mij verfrissen en weinig tot geen vuur of (heavens forbid) ovens nodig hebben. Vandaag: salmorejo cordobés, oftewel koude tomatensoep.

Salmorejo cordobés: heerlijk in zijn romige eenvoud

Veel mensen hebben leren koken op kot. Ik heb leren koken op Erasmus, weg van de vele engagementen en vriendschappen die bij de Alma Mater mijn tijd zodanig opvulden dat er niet veel meer in huis kwam van koken dan een potje spaghettisaus opentrekken. Op de derde verdieping van La Correduría, het studentenhuis waar ik een semester in Sevilla vertoefde, probeerde ik lekkernijen uit de Andalusische keuken na te maken.

Salmorejo was een revelatie toen ik het voor het eerst proefde. Gazpacho – Spaanse koude soep – had al enkele decennia de Europese grenzen overgestoken en was me welbekend. Tot voor mijn Erasmus was ik echter een koele minnaar van koude groentensoepjes (pun intended). In Sevilla, bakermat van de tapas, kan je perfect nieuwigheden in kleine porties uitproberen, dus proefde ik er de ‘salmorejo cordobés’ (uit Cordoba). Een romige, koude heerlijkheid die smelt op de tong en verfrist bij Sevillaanse temperaturen. Zalig! Sindsdien ga ik ook in Belgische zomertijd met tomaten en stokbrood aan de slag. Ogen toe en je zit meteen op een felgekleurd Andalusisch terrasje te bakken… hashtag reizen-in-de-groene-zone-in-je-hoofd.

Ik ben normaal een grote Jeroen Meus fan – de website van Dagelijkse Kost is mijn go to voor alle klassiekers – maar bij zijn salmorejo recept slaat hij de bal mis: er hoort echt geen paprika, rode peper of tomatenpuree in een salmorejo. Sorry, Jeroen. Doe met gazpacho wat je wilt maar de eenvoud van de salmorejo is net zijn sterkte. Er zijn massa’s recepten te vinden online, ik vertrok van dit recept van de abuela (kan nooit slecht zijn). Het geheime ingrediënt van salmorejo is goede (extra vierge) olijfolie. Die voeg je toe totdat de smaken in elkaar overlopen en het een heel klein tikkeltje bitter afsmaakt.

De blender, uw vriend.

De tomaten moeten vers en echt lekker rijp zijn, probeer dit niet met wintertomaten (salmorejo smaakt toch niet bij koude temperaturen). Je kan ze makkelijk ontvellen door een kruisje onderaan te maken met een mes en 1 minuut te laten koken in kokend water (uithalen met een schuimspaan en laten afkoelen in koud water). Ik ontvel ze zelf meestal niet, want dat produceert weer warmte in de keuken die je kan missen in een hittegolf, en met een krachtige blender is mixen geen probleem. Dit soepje is ook ideaal restjeskoken, het wordt namelijk gemaakt met oud (Frans) brood. In Spanje eten ze het met geplette hardgekookte eitjes en spekjes, maar dat hoeft er zelfs niet bij, vind ik.

Ingrediënten voor een ongeveer anderhalve liter soep

  • 8 rijpe trostomaten, al dan niet van hun vel ontdaan
  • 1/2 grote baguette, minstens een dag oud (wit brood kan ook)
  • 1 à 3 teentjes knoflook (kies zelf hoe hard je wilt stinken)
  • minimum 100 ml olijfolie
  • 1 eetlepel (of goeie scheut) sherry- of witte wijnazijn
  • zout
  • een krachtige blender of staafmixer

Bereiding:

De meeste salmorejo recepten beginnen met het weken van het brood in water, maar het vocht uit de tomaten kan ook perfect hiervoor dienen. Snij de tomaten in stukken en laat samen met het brood in een kom trekken voor minstens een half uur. Het brood moet zacht worden. Eigenlijk kan je deze stap zelfs overslaan, maar dat bemoeilijkt het blenderen wel. Doe brood met tomaten in de blender en mix fijn. Voeg knoflook en sherry/wijnazijn toe, mix opnieuw. Voeg nu een snuifje zout en de olijfolie toe, en blijf olie toevoegen tot de salmorejo goed afsmaakt. Breng eventueel op smaak met meer zout of wijnazijn.
Laat koud worden in de koelkast, kook eventueel een eitje hard voor erbij. Heerlijk om op te dippen met een stuk goed brood tijdens een hittegolf.

Excuses voor de beperkte foto’s. Het gerecht is zo snel klaar dat ik vergat foto’s te nemen en zo lekker dat ik, eh, niet veel foto’s nam. Maak het maar gewoon, dan zal je zien wat ik bedoel.

Gevlochten aardbei-rabarbertaart

Gevlochten aardbei-rabarbertaart

Gevlochten aardbei-rabarbertaart

De lente is een heerlijk groente- en fruitseizoen. Ik schreef al hoe aardbeien en asperges mij door de coronacrisis helpen. Rabarber is nog zo’n lentetopper. Zalig in combinatie met aardbeien, die de zure kantjes er wat afvlakken. Het fruit gaat rauw in de taart en door de lange baktijd komt het eruit als een heerlijke confituur. Door het vlechtwerk ziet deze vrij eenvoudige taart er ook meteen gesofisticeerd uit.

In het Engels heet zo’n gevlochten taart een lattice pie maar bij ons blijkt daar geen woord voor te bestaan. Creatieve vlechtideeën zijn echter wel legio op Pinterest. Ik baseerde me op het recept van Martha Stewart, ongekroonde koningin van de lattice pies. Voor het kruimeldeeg kan je ook het iets zoetere recept van Ottolenghi gebruiken, dat ik persoonlijk echt een topper vind. Hieronder geef ik het recept van Martha Stewart dat ik gebruikte.

Opgelet: het kruimeldeeg moet een tijdje rusten in de koelkast en ook de taart moet er even in. Als je de afkoeltijd erbij rekent (en die heb je echt wel nodig), duurt het minstens een uur of 5 voor je de taart aan het eten bent.

Ingrediënten

Voor de vulling:
– 1,5 kg rabarber
– 500 gram aardbeien
– 250 gram suiker (mag grove korrel zijn)
– 50 gram maïzena
– een theelepel geraspte (bio) citroen- of appelsienschil en een eetlepel citroen- of appelsiensap
– zeezout
Voor het deeg:
– 330 gram patisseriebloem
– 1 eetlepel (15ml) fijne suiker
– 1 theelepel zout
– 250 gram koude boter of een plantaardige variant (ik ben fan van de Megarine van Vitaquell)
– 100-200 ml ijskoud water
en ook nog:
– 50 gram koud (plantaardige) boter, in kleine blokjes
– een losgeklopt ei (kan je eventueel vervangen door 1 el ahornsiroop met 2 el plantaardige melk)
– grove suiker om te bestrooien (mag ook parelsuiker zijn)
– een taartvorm van ongeveer 22 à 25 cm, liefst met schuine randen

Bereiding:

Kruimeldeeg: 10 min bereiding + 1 uur opstijven

Begin met het kruimeldeeg. Meng de bloem, suiker en zout. Je kan dit doen in een keukenmachine als je die hebt, of met de hand. Voeg er vervolgens de boter bij in kleine blokjes. Werk met de pulse knop van de keukenmachine of wrijf de boter met je vingers door de bloem, totdat je een grove, kruimelige massa hebt. Voeg rustigaan 100 ml ijskoud water toe, meng opnieuw (zo kort mogelijk) totdat het deeg samenkomt tot een massa. Voeg meer water toe indien nodig. Als het deeg klaar is, verdeel je het in twee gelijke delen die je tot een platte schijf vormt. Verpak de schijven in plastic folie en laat ze minstens een uur opstijven in de koelkast.

Vulling en taart: 20 min bereiding + 30 min opstijven + 90 min bakken + 2 uur afkoelen

Begin met de vulling. Schil de rabarber met een mesje (trek de linten eraf) en snijd in blokjes van 1,5 cm. Ontkroon de aardbeien en snij in de helft of kwartjes. Meng in een grote kom met de suiker, maïzena, zout, citrussap en -schil en zet weg.

Bekleed de taartvorm met bakpapier. Rol één van de twee kruimeldeeg schijven uit tot ongeveer 3 mm dikte, ongeveer 30 cm diameter en bekleed de taartvorm ermee. Prik enkele gaatjes in de bodem met een vork. Doe de rabarbervulling erin en leg er de blokjes boter op. Zet in de koelkast terwijl je de bovenkant voorbereidt..

Rol de andere deegschijf uit tot een cirkel van 30 cm, ongeveer 3 mm dikte. Gebruik een pizza cutter of scherp mes om in minstens 15 linten van 1,5 cm breed te snijden.

Neem 8 van de linten die je gesneden hebt, om en om (dus het eerste, derde, vijfde…) en leg ze over de breedte van de taart. Neem nu het eerste, derde, vijfde en zevende lint op de taart en plooi ze op de helft terug. Neem het langste resterende lint en leg dit loodrecht op de overblijvende linten, in het midden van de taart. Leg de linten terug op hun plaats en plooi nu het tweede, vierde, zesde en achtste lint terug. Werk zo al vlechtend verder tot je alle linten hebt verwerkt in de taart. Werk de randen netjes af: ik verwerkte het deeg dat ik over had tot een randje rondom dat ik met een vork van een decoratief kartelpatroontje voorzag. Zet de taart 30 minuten in de koelkast om op te stijven en verwarm de oven voor op 190 graden (je weet zelf wellicht wel hoe lang dit duurt met jouw oven).

Borstel het losgeklopte ei of de ahornsiroop + plantaardige melk over de bovenkant van de taart. Bestrooi met suiker en zet in de oven. Opgepast: de vulling zal overlopen in de oven en daar karamelliseren en verbranden, dus zet de taart ofwel op een rooster met een bakplaat + bakpapier eronder, of op een bakplaat die hier tegen kan. Laat ongeveer 90 minuten bakken, totdat de vulling stevig aan het pruttelen is. Als de taart te snel bruint kan je er een ruim tentje van aluminiumfolie over maken, of de ovenstand aanpassen en/of een andere bakplaat erboven zetten helpt soms ook. Haal uit de oven en laat minstens 2 uur afkoelen op een rooster. Smakelijk!

Gevlochten rabarber-aardbeitaart
Gevlochten aardbei-rabarbertaart
Smakelijk!
Pastaschelpen in de oven met spinazie, pesto en vegan kaassaus

Pastaschelpen in de oven met spinazie, pesto en vegan kaassaus

Pastaschelpen. Gekocht in een ander tijdperk en terug tegengekomen toen we in de strijd tegen een plaag meelmotten eindelijk alle zakjes droge bonen, rijst, en pasta die zich hadden verzameld in de keukenkasten in mooie, doorzichtige en vooral hermetisch afsluitbare potten staken. Alleen pakken zo’n schelpen best veel plaats in in die potten, en zijn er niet zo gek veel recepten om pastaschelpen te verwerken. Dus toen er in één van de Donderdag Veggiedag-nieuwsbrieven van EVA vzw een ovenschotel met pastaschelpen, spinazie, pesto en vegan bechamelsaus besloot ik om dat meteen te proberen!

Ik heb het recept lichtjes aangepast: de pesto maakte ik van radijsjesloof en pijnboompitten omdat ik dat allebei in huis had, en maar een beetje basilicum (dat loof-idee kwam ook van een EVA recept). Je kan het dus ook prima met basilicum of peterselie doen. De saus maakte ik met cashewnoten om het smeuïger te maken, ze zorgen er ook voor dat je saus minder ‘opgaat’ in de rest van het gerecht. Ik vulde ons restje pastaschelpen aan met wat diertjespasta voor de kinderen (die uiteraard vervolgens alleen de schelpen wilden) en gebruikte 400 gram spinazie ipv 200, omdat dat nu eenmaal de inhoud van een zak uit de winkel is en die anders blijft verleppen in de koelkast.

Ingrediënten voor een grote ovenschotel, 4-6 personen

– 300 gram pastaschelpen of andere vormpasta zoals penne, strikjes…
– 200-400 gram spinazie of andere bladgroente
– olijfolie
– 1 ui
– 1 teentje look
– een blik kikkererwten (400 gram)
voor de pesto:
– loof van een bussel radijzen, plus wat peterselie of basilicum (wat je in huis hebt)
– 1 teentje look
– 4 soeplepels pijnboompitten of blanke amandelen
– 100 ml olijfolie
– peper en zout
voor de kaassaus:
– 100 gram cashewnoten, 4-5 uur geweekt of 10 minuten gekookt in water en uitgelekt
– 300 ml ongezoete plantaardige melk (bv. amandel of haver)
– 2 tl maïzena
– 1 teen knoflook, gesnipperd of geperst
– 1 tl uienpoeder
– 1 eetlepel gistvlokken
– peper, zout en muskaatnoot
– optioneel: vegan gemalen kaas of Parmezaan

Benodigdheden: een grote (steel)pan met dikke bodem, een kleinere steelpan, een keukenrobot, een grote ovenschaal van 26 x 26 of 30 x 22

Bereiding:

Kook de pastaschelpen al dente. Verwarm wat olijfolie in de steelpan, pel en snipper de ui en fruit in de olie tot hij glazig is. Plet en snipper de knoflook en voeg hem erbij. Voeg de spinazie erbij, zet het deksel erop en bak mee tot hij geslonken is.

Verwarm de oven voor op 180 °C.

Breng voor de kaassaus 150 ml melk aan de kook in de steelpan. Meng intussen de maïzena met 50 ml melk. Als de melk begint te koken, voeg je de maïzena en de knoflook, het uienpoeder en de gistvlokken toe. Laat nog 1 minuut doorkoken. Doe de uitgelekte cashewnoten in de keukenrobot met de rest van de melk en pureer tot een gladde pasta. Voeg bij de melksaus. Voeg eventueel een handje gemalen kaas toe. Breng flink op smaak met zout, peper en muskaatnoot.

Voor de pesto doe je de knoflook, pijnboompitten en loof/kruiden in de keukenrobot en maal ze fijn. Voeg de olijfolie geleidelijk toe tot je een smeuïge pesto hebt. Breng op smaak met zout.

Doe de pasta in de ovenschaal en meng de gebakken spinazie en kikkererwten eronder. Schep de pesto en kaassaus erover, zet in de oven en bak het gerecht 15 minuten. Eventueel kan je op het einde de grill nog even opzetten voor een lekker korstje.


Popcorn: naturel, met karamel en chocolade of als Shaun het Schaap

Popcorn: naturel, met karamel en chocolade of als Shaun het Schaap

Een ode aan de meervoudige entertainende kwaliteit van popcorn

Popcorn! Nostalgie, eenvoud, bioscoop, zalig met karamel en chocolade, die hilarische eekhoorn uit Ice Age… Veel dingen komen spontaan in mij boven als ik aan popcorn denk. Wij gingen aan het poffen en maakten er een deluxe karamel-chocoladeversie en een schattige Shaun het Schaap van. Tip: als de Paasklokken toch iets te gul waren, ben je ook in één keer van je overvloedige paaseieren af!

popcorn toerisme
popcorn toeristen

De eerste weken van de corontaine had ik last van een bizar soort FOMO (fear of missing out): ik werd langs alle kanten overstelpt met ideeën om te doen met kinderen en ik werd een beetje nerveus over het feit dat ik dat niet allemaal ging kunnen uitvoeren. How could I be more wrong, hahaha. Om de chaos in mijn hoofd wat te organiseren hield ik een Google Keep-lijstje bij met alle leuke ideeën die bij me opkwamen of die ik voorbij zag komen. Eitjes blazen en beschilderen, bijvoorbeeld, of deze superleuke tekenopdrachten. En ook: popcorn poffen. Zo’n typische activiteit die leuk is om met kinderen te doen, herinner ik me uit mijn eigen kindertijd.

Al wat je nodig hebt voor popcorn is een kookpot met redelijk dikke bodem, een likje plantaardige olie (bv. zonnebloem) en maïskorrels. Een pot met een glazen deksel is extra leuk, want dan kan je het ook echt POP zien doen! Entertainment. Het is vrij simpel: zet de pot op een middelhoog vuur, doe er een scheutje olie in, een flinke schep maïskorrels en wacht. Schud regelmatig met de pot zodat de korrels niet aanbranden en wacht tot ze ploffen. Nu het deksel er niet meer afnemen! Als het ploffen gradueel minder wordt zet je op de duur het vuur af en wacht je tot het helemaal gedaan is.

Je kan de popcorn zo opeten (eventueel in de zetel bij een leuke film), dat is het gezondste. Wij dopten vroeger onze popcorn in een eierdopje met poedersuiker, eventueel op smaak gebracht met een druppel appelsap. Persoonlijk eet ik mijn popcorn graag zout. Maar je kan het ook nog een niveautje hoger tillen als karamel-chocoladepopcorn, of er een knutselvervolg aan breien!

Karamel-chocolade popcorn

Ik bracht drie jaar van mijn tienerjaren door in de VS en daar hadden ze naast veel ongelofelijk slechte chocolade (I’m looking at you, Hershey’s) ook veel lekkere snacks. Als ik terugdenk aan de chess koekjes van Pepperidge Farm loopt het water me in de mond… Er was ook een winkeltje in het Rehoboth Outlet Center waar wij soms gingen shoppen waar ze Moose Munch popcorn van Harry & David’s hadden. Man, wat was dat lekker. In mijn herinnering betrof het een doorschijnend plastic zakje met een rendier op de buitenkant en aan de binnenkant een goddelijke mix van karamel, nootjes, chocolade en popcorn.

chocolade karamel popcorn

Zoveel jaren later heb ik dus geprobeerd om die popcorn na te maken, met succes zou ik durven zeggen. Het moeilijkste is de houdbaarheid: de karamel wordt na verloop van tijd wat zacht terwijl de chocolade toch altijd een heel klein beetje blijft smelten in je hand. Harry & David hadden daar ongetwijfeld een oplossing voor, maar ik zou zeggen: gewoon snel opeten, je vingers aflikken en dan is er geen probleem. Toch?

Het recept van de karamel-chocolade popcorn

chocolade karamel popcorn

Ingrediënten:
– popcorn, ongeveer anderhalve liter (zie hierboven) verdeeld in drie gelijke delen
– anderhalf kopje fijne witte kristalsuiker
– een kopje smeltchocolade in brokken of druppels (ik heb het liefst Callets, anders in stukjes gebroken donkere chocolade). Kan ook handig zijn om van je overvloedige paaseieren af te geraken!
– eventueel geroosterde noten (bv amandel of hazelnoot) of amandelschilfers voor in de karamel

Benodigdheden:
– een (steel)pan met dikke bodem om de karamel in te smelten
– een houten lepel
– iets om de chocolade au bain-marie in te smelten, bv. een steelpan met water en een glazen schaaltje dat erboven kan hangeno
– een bakplaat bekleed met bakpapier

Voor je begint, een waarschuwing: gesmolten suiker of karamel wordt héél heet. Wees super voorzichtig en laat je kinderen hier niet bij helpen! Wie al eens naar de Bake-off kijkt weet dat zelfs de beste hobbybakkers hun handen lelijk verbranden aan karamel. Kom niet in de verleiding om aan de vers gestorte karamelpopcorn te komen behalve met een lepel!

Voor de karamelpopcorn:

Doe de suiker in de steelpan op middelhoog vuur. Wacht en roer niet. De suiker begint vanzelf te smelten als het heet genoeg is. Dan kan je wat schudden met de pan om de suiker eventueel gelijkmatig te laten smelten of roeren met de lepel. Als alles gekarameliseerd is en goudbruin kleurt, doe je een derde van de popcorn en alle noten erbij. Let op, dit gaat plots snel dus erbij blijven is de boodschap. Goed mengen met de houten lepel totdat alle popcorn bedekt is en uitstorten op de helft van de bakplaat, de brij een beetje afplatten zodat het geen hoopje is en voor de rest laten afkoelen en afblijven. De overgebleven karamel plakt aan je pan, maar is met heet water makkelijk af te spoelen eens hij gestold is.

Voor de chocoladepopcorn:

Doe de chocolade in de au bain-marie pan. Smelt op een laag vuur. Meng een derde van de popcorn erin. Als alle popcorn goed bedekt is met chocolade stort je dit uit op de andere helft van de bakplaat. Als de karamelpopcorn afgekoeld is en de chocolade niet snel genoeg stolt naar je zin kan je die even apart in de koelkast zetten (karamel niet in de koelkast doen, die stolt vanzelf).

karamel en chocolade popcorn op een bakplaat

Meng als alles gestold en droog is de karamel, chocolade en overgebleven derde van de naturel popcorn. Bewaren kan eventueel enkele dagen in een luchtdichte trommel. Ook ideaal als cadeautje in een cellofaanpapiertje. Filmavondje doen, iemand?

Shaun het Schaap knutselactiviteit

Ik had dit ideetje ooit op een Pinterestbord gepind en onze oudste, die intussen zelf ook Pinterest-savvy is (“ik heb dit fotootje even bewaard he mama”) had zijn idool Shaun het Schaap herkend en drong er dus op aan dat we dit eens zouden knutselen. Zo gezegd, zo gedaan.

Shaun het Schaap knutselen met popcorn

Benodigdheden:
– naturel popcorn (of chocolade, dan heb je een zwart schaap)
– plastic zakjes of cellofaanpapier (wij deden het met puntzakjes waarvan we de punten wegmoffelden met wat plakband)
– een stukje stevig wit tekenpapier
– een zwart kleurpotlood
– lijm type Velpon of alleslijm (of een nietjesmachine)
– plakband

Teken het gezicht van Shaun het Schaap op het papier, kleur in en knip uit. Je kan dit uiteraard ook opzoeken en printen, maar zelf maken duurt langer (lees: vult meer tijd), is ook heel leuk om te doen en net dat tikkeltje authentieker. Vul het zakje met popcorn of knip een cirkel uit cellofaanpapier en doe daar een handjevol popcorn op. Plak dicht met plakband zodat je ongeveer een schapen-romp-vormig zakje hebt (een platte bol dus). Plak hierop het uitgeknipte hoofd van Shaun met een beetje lijm. Et voilà. Ook dit is leuk als cadeautje, om uit te delen voor een verjaardag bijvoorbeeld!

Zuurdesembrood voor beginners: lekker veelzijdig

Zuurdesembrood voor beginners: lekker veelzijdig

Ik vertelde al hoe de corontaine mij ertoe aanzette om te beginnen experimenteren met fermentatie van rode (zuur)kool. Intussen is de rode kimchi bijna op (om nom nom) en staat er ook een pot met bloemkool en wortel op het aanrecht te broebelen. Maar er is nog een techniek waar mijn innerlijke keukenprinses slash experimentator blij én zen van wordt: desem. Je kan er heerlijk zuurdesembrood mee bakken en dat is helemaal niet zo moeilijk als het lijkt! Hieronder vind je een handleiding om het zelf te maken, from scratch. Het enige wat je nodig hebt naast water en meel? Tijd en geduld. En laat dat er nu net, voor één keer, in overvloed zijn bij velen onder ons.

Zuurdesem is net als gist, bakpoeder of dubbelkoolzure soda in essentie een rijsmiddel dat luchtigheid in je brood of baksels brengt. Daarnaast is dit specifieke rijsmiddel ook een smaakmaker – vandaar het ‘zuur’ in de naam. Laat je daardoor echter niet afschrikken: de zurige connotatie is vooral gelinkt aan het traditionele roggebrood (jeweetwel, dat donkerzwart baksteenbrood dat je at met magere kaas en tuinkers om niet te veel punten te sprokkelen tijdens een Weight Watchers-kuur). Je hebt de zuurheid van je desem ook vooral zelf in de hand door de mate waarin je de desem laat fermenteren, op welke temperatuur, enz. Allemaal dingen waarmee je volop kan gaan experimenteren eens je de basics onder de knie hebt.

Ik begon een hele tijd geleden voor het eerst met zuurdesembrood bakken na een vakantie in Frankrijk waar ik heerlijke pain au levain at. Niet veel later lanceerde De Standaard een reeks rond zuurdesem met een gratis zuurdesemstarter bij de krant. Daarmee bakte ik voor het eerst een zuurdesembrood met de uitstekende instructies van Sarah Lemke. Na een paar maanden ijverig brood bakken taande mijn enthousiasme wat, want combinatie met kind en voltijdse job enal, en bleef de zuurdesemstarter nog een hele tijd wegkwijnen ergens achterin mijn koelkast.

Mijn eerste zuurdesembrood (met een tikkeltje instantgist om de nieuwe starter een handje te helpen).

Enter corontaine en het idee om zelf weer aan het brood bakken te gaan, nu we thuis 4 monden moeten voeden en we liever niet elke dag naar de bakker gaan (ik moet momenteel ook nog op een mogelijke allergie letten, wat het allemaal nog iets lastiger maakt om buitenshuis brood te kopen). Ik was duidelijk niet de enige met dit lumineuze idee: in elke supermarkt waar ik kwam sinds de start van de lockdown was het rek van de bloem angstaanjagend leeg gehamsterd, op een zieltogend pakje witte patisseriebloem of een doos quinoa-, teff- lupine- of een ander exotisch meel na.

Gelukkig had ik voor de lockdown nog nietsvermoedend 2,5 kg goeie volkoren tarwemeel ingekocht die nu goed van pas kwamen. Hiermee begon ik mijn zuurdesemstarter, volgens de aanwijzingen van Xandra Bakt Brood. Simpelweg doe je dat als volgt.

Zuurdesemstarter maken

Ingrediënten:
Gebruik een broodmeel naar keuze. Het meel zal mee de smaak van de starter en het brood bepalen, maar je kan bijvoorbeeld starten met tarwe en later spelt toevoegen, of rogge, of vice versa…

Dag 1:
Meng 50 gram meel met 50 gram lauw water in een afsluitbaar plastic of glazen potje dat je eerst hebt omgespoeld met heet water (om eventuele afwasmiddel residu te elimineren). Goed roeren* tot het gemengd is en op kamertemperatuur afgedekt laten staan. Als het té koud is zal het niet goed van start gaan, dus mijd tochtige bijkeukens of kelders.
*Volgens sommige mensen die er meer van weten dan ik moet je metalen instrumenten mijden. Anderen zeggen dan weer dat dit niet nodig is. Ik meng meestal met een plastic lepel of siliconen pannenlikker.
Dag 2:
Voeg 50 gram meel en 50 gram water bij je starter. Goed mengen en terug afdekken. Ik doe zelf de starter niet elke dag in een nieuw potje, maar om de paar dagen, als er al wat meel aan de zijkant is blijven plakken.
Dag 3:
Voeg 50 gram meel en 50 gram water bij je starter. Goed mengen en terug afdekken.
Dag 4:
Voeg 50 gram meel en 50 gram water bij je starter. Goed mengen en terug afdekken.
Dag 5:
Voeg 50 gram meel en 50 gram water bij je starter. Goed mengen en terug afdekken.
Je zou gaandeweg moeten zien hoe je starter stilletjesaan begint te leven: er komen voorzichtig belletjes aan de oppervlakte. Dat is de bedoeling!
Op dag 5 is volgens Xandra je zuurdesemstarter klaar, maar naar ze aanraadt en ik zelf ook ondervond is het geen overbodige luxe om voor je eerste brood een tikkeltje (1 gram) instantgist toe te voegen. Je kan beginnen met brood bakken, yes!

Zuurdesemstarter gebruiken, bewaren en onderhouden

Je kan de zuurdesemstarter uit het bovenstaande recept onmiddellijk gebruiken voor brood. Als je een deel van je starter afneemt, kan je hem daarna best ongeveer even veel voeding teruggeven, de helft water en de helft meel. Je kan je starter prima in de koelkast bewaren en één keer per week een lepel meel en een lepel water geven.

Wil je je koelkaststarter gebruiken voor een broodrecept, dan haal je een halve dag van tevoren (ongeveer 8-10 uur) een deel van je starter af en doe je die in een proper afsluitbaar potje. Je voegt hierbij het dubbele aan meel en water toe (1:2:2). Dus voor 160 gram starter in het recept hieronder gebruik je ongeveer 32 gram koelkaststarter, 64 gram meel en 64 gram water. Goed mengen en afgedekt laten staan op kamertemperatuur tot het flink aan het broebelen is.

Flink actieve zuurdesemstarter na 8 uur op het aanrecht

Zuurdesembrood bakken

Ik testte enkele broodrecepten uit en hetgeen mij het beste ligt is dit van The Clever Carrot. Ik gebruik altijd volkoren tarwemeel, vaak aangevuld met ongeveer 1/5 witte patisseriebloem (de hamsters waren weg met de rest, weet je nog) of een mix van (volkoren) spelt, tarwe en witte bloem. De eerste keer gebruikte ik enkel volkoren tarwemeel, maar dan heb je echt een heel donker brood. Je kan hiermee zelf wat experimenteren tot je een verhouding vindt die je lekker vindt, of voor kant-en-klare broodmixen kiezen natuurlijk.

Ingrediënten en benodigdheden
160 gram actieve zuurdesemstarter (zie hierboven)
260 gram lauw water
25 gram olijfolie
500 gram broodmeel
10 gram zeezout
grof maïsmeel of semolina, voor het bestuiven van de onderkant

Een gietijzeren pot (ik heb een superfijne Staub pot) die dienst doet als Dutch oven en een deegschraper (niet met een handvat zoals een pannenlikker, maar zo’n rechthoekig afgerond exemplaar) zijn o zo handig maar niet volstrekt onontbeerlijk. De gietijzeren pot zorgt ervoor dat je brood de eerste 20 minuten in een voldoende vochtige omgeving zit en geeft ook een heerlijk korstje. Een pizzasteen of goede bakplaat en (hittebestendig) kommetje water in de oven kunnen daar eventueel ook voor zorgen als je geen gietijzeren pot ter beschikking hebt.

Begin met de zuurdesemstarter te mengen met het water en de olijfolie. Voeg het broodmeel en zeezout toe, meng tot er geen droge enclaves meer zijn en laat het geheel dan 30 minuten staan (dit proces heet autolyse).

Na 30 minuten kan je het mengsel verwerken tot een bal. Lange tijd kneden hoeft niet. Leg de bal terug in de kom en trek er plastic folie en een propere keukenhanddoek over. Laat een nacht rijzen in de koelkast, in een onverwarmde ruimte of buiten, of op het aanrecht als je huis niet te warm is. Hoe warmer de temperaturen, hoe korter dit proces duurt, en hoe meer je het kan vertragen door af te koelen. Je kan het dus ook overdag doen en in het oog houden wanneer het deeg ongeveer anderhalve keer zo groot is als in het begin. Tijdens deze fase kan je het deeg ook ‘stretchen’ om het extra volume te geven: rek het deeg voorzichtig wat uit en vouw het over zichzelf heen. Draai de kom een kwart en herhaal een uur later (dit is optioneel).

Flink gerezen brooddeeg

Als je deeg mooi gerezen is, ga je er een brood van maken. Haal het deeg met je deegschraper uit de kom en leg het op een lichtjes met bloem bestoven werkvlak. Nu vouw je een soort van enveloppevorm, om die op het einde om te rollen zodat de naden onderaan zitten. Je neemt een kant van het deeg, trekt die wat uit en rolt naar binnen. Dan doe je hetzelfde met de zijkanten en bovenkant, totdat je een soort pakketje hebt met een bolle onderkant. Dit rol je dan met behulp van een deegschraper over tot een mooie bolvorm. Sarah Lemke doet het ietsje anders maar geeft een goede uitleg in het filmpje van De Standaard hierboven, of anders is YouTube je vriend (hier een goed voorbeeld).

Deeg dat rijst in de Dutch oven / gietijzeren pot, boven de verwarming in mijn geval

Strooi wat maïsmeel in je gietijzeren pot en leg het gevormde brood erin, met de naad aan de onderkant. Strooi er bloem over of eventueel een mengeling van zaadjes. Je kan je pot eventueel voorverwarmen, maar als je een warme plek in huis hebt dan hoeft dit niet. Laat het deeg één tot twee uur rijzen op een warme plaats met het deksel op de pot, totdat het mooi bol is. Verwarm tegen dan de oven voor op 250 graden of zo hoog mogelijk (mijn persoonlijke ervaring met meer dan 250 graden zijn niet zo goed).

Maak een ondiepe snede in het brood met een scherp mes. Je kan hier je creativiteit aanspreken en een Z, X of I-patroon… zetten. Zet de pot met het deksel erop in de oven en laat 20 minuten bakken. Verlaag de temperatuur dan naar 225 graden en haal het deksel van de pot (opgepast, heet! Gebruik zeker goede handschoenen want je verbranden aan deze temperatuur is pijnlijk). Bak nog 35-40 minuten, totdat de onderkant van het brood hol klinkt of totdat een kookthermometer 95 graden geeft voor de binnenkant van het brood. Haal de pot uit de oven en laat het brood afkoelen op een rooster. Beleg met iets lekkers en wees trots op je broodcreatie from scratch!

Mmmmmmmm

Een woordje over timing

Het grootste ‘nadeel’ van zuurdesembrood is dat het veel tijd vergt om te maken: van het moment dat je de starter voedt totdat je je tanden in een boterham zet duurt het ongeveer 24 uur. Maar dat hoeft niet per se een nadeel te zijn. De verschillende stappen vergen immers weinig werktijd, je hoeft niet lang te kneden, dus alles is ook goed te doen zonder machines. Je kan de tijd ook zelf een heel stuk manipuleren door je deeg op een warmere of frissere plaats te laten rijzen – ik las zelfs al dat mensen hun brood 24 uur of meer laten rijzen. Een zuurdesemstarter in de koelkast is ook heel vergevingsgezind: vergeet je hem een paar weken of ga je met vakantie, dan geef je hem daarna gewoon weer een paar dagen voeding en verrijst hij als een feniks uit zijn, euh, verzuurde staat.

Mijn timing voor brood tegen de middag is ongeveer als volgt:

’s Middags haal ik de starter uit de koelkast en geef ik hem voeding volgens de 1:2:2 regel. Dit mengsel laat ik op het aanrecht staan.
Tegen de avond check ik of het goed aan het broebelen is. Als dat het geval is, begin ik aan de autolyse. Eigenlijk moet je dit ten laatste een half uur voor je gaat slapen doen. Een half uurtje later vorm ik het deeg tot een bal in de pot en laat het rijzen, in de koelkast, op het aanrecht of in ons tuinhok.
Rond 9u vorm ik het deeg en gaat het in de gietijzeren pot. Daar rijst het een dik uur op de vensterbank boven de verwarming. Als het mooi gegroeid is start ik de oven op en als die opgewarmd is, kerf ik een snede in het deeg en gaat de pot erin met deksel erop. 20 minuten later gaat de oven naar 225 graden en dan is het zo’n 35-40 minuten tot het klaar is. Die laatste timing zal je zelf een beetje moeten ondervinden want is afhankelijk van je brood, je pot, de oven…

Als je tegen ’s ochtends brood nodig hebt kan je ook je starter ’s avonds opstarten, brood maken doorheen de dag en ’s avonds bakken.

De smaak te pakken gekregen? Laat me weten hoe je zuurdesem avonturen gaan! Ik maakte intussen ook al pizzadeeg en wafels met mijn zuurdesemstarter, dus stay tuned voor de volgende aflevering!

Mindfulness in een potje: rode kool fermenteren

Mindfulness in een potje: rode kool fermenteren

Hoe ik van de nood van quarantaine een lekkere deugd probeerde te maken in de vorm van een pittige rode zuurkool

De eerste dagen van de corontaine waarover ik over enkele decennia heldhaftig zal opscheppen tegen mijn kleinkinderen, voelde het voor mij nog aan als een welkome gelegenheid om te vertragen en dingen te maken die tijd en geduld vragen – twee dingen die mij in normale omstandigheden niet zo goed af gaan. Dingen als fermenteren en zuurdesemstarters. Twee eeuwenoude trucjes uit de natuur, processen die ons eten als door een onzichtbaar, magisch proces transformeren van rauwe grondstoffen tot knapperige smaakbommetjes.

Mijn ervaring met fermenteren is eerder anekdotisch. Ik herinner me een proefje in de les biologie in het middelbaar met zuurkool (sauerkraut noemen ze dat in de VS) waarbij we aan de slag gingen met plastic potjes, knolselder en pekel om over anaerobe processen te leren. Op het einde mochten we onze eigen sauerkraut proeven. In 2018 deden we met de collega’s als nieuwjaarsuitstap een kookworkshop die draaide rond vergeten groenten, waar we o.a. prutsten met het inleggen van rode bietjes, wortel, daikon en smaakmakers als knoflook, gember en mierikswortel. Ik was gefascineerd. En een maand of twee geleden mocht ik van mijn collega Heleen op de middag door het prachtige boek Kimchi van Ae Jin Huys bladeren, ik kreeg prompt weer zin om te gaan fermenteren. Heleen raadde mij aan om met kool te beginnen – momenteel (nog net) in het seizoen.

Ik had nog een pre-corona rode kool in de koelkast zitten en zo’n hele kool tot klassieke rode kool verwerken is meestal toch een beetje te veel van het goede (ik heb geen geschikte kookpot waar een hele kool in past). Dus ik zocht naar recepten online om rode kool te fermenteren, die verrassend schaars blijken te zijn. Ik baseerde me uiteindelijk op dit recept van Ekoplaza en de uitleg van de Hippe Vegetariër Maar de techniek van lactofermentatie is uiteindelijk altijd hetzelfde: groenten fijn snijden, voldoende zout bij doen, in een afgesloten potje steken (ondergedompeld in vocht) en wachten. Na wat snuisteren in recepten ging ik aan de slag met rode peper, knoflook, mosterdzaad en zwarte peper als smaakmakers. Die zwarte peper zou ik retrospect niet meer doen: wel lekker, maar zo’n heel bolletje in je mond krijgen is niet geweldig en je wilt ook niet iedere keer naar bolletjes zitten vissen voor je gaat eten. De smaakmakers smaken in het begin heel sterk af, maar niet panikeren: die scherpe smaken vlakken echt af en maken de kimchi heerlijk smaakvol.

Paarse mindfulness in een potje: mijmeren en staren naar de belletjes die zich gezapig een weg naar boven werken… Of de overkant van de straat in de gaten houden. Bonuspunten voor wie de MIVB-bus spot!

Ik gebruikte ongeveer 1/3-1/2 of 400-450 gram rode kool voor een potje van 0,5 liter. Het kon er net in, maar het vocht ontsnapte wel af en toe uit de pot tijdens het fermenteren, dus zorg dat je er een bordje onder zet. Als potje gebruikte ik een IKEA voorraadpot zonder rekker (zodat de lucht eruit kan). Ik ‘steriliseerde’ het potje eerst door er kokend water over te gieten en te laten uitlekken op een propere keukenhanddoek.

De ingrediënten voor 0,5 liter:
– 1/3-1/2 rode kool
– 1 of 2 rode pepers
– 3 teentjes knoflook
– 3 cm gember
– 1 eetlepel mosterdzaad
– zeezout (mag grof zijn)

Rooster het mosterdzaad eventjes in een hete pan. Snijd de rode kool in fijne reepjes, laat het harde hart eruit. Als je een mandoline of keukenmachine met zo’n schijfjes-snijden-mes hebt zou je het ook daarmee kunnen doen, maar een rasp lijkt me (intuïtief) niet zo’n goed idee. Reepjes snijden als je tijd hebt is ook gewoon een fijne mindful bezigheid. Snijd de pepertjes ook in reepjes en hak de knoflook en gember heel fijn. Weeg alle ingrediënten samen af. Weeg per 100 gram groenten 1½ gram zeezout af (dus zout moet 1½ procent van het totaalgewicht zijn).

Doe alle ingrediënten samen in een grote kom en voeg het afgewogen zout toe. Kneed alles ca. 10 minuten stevig door; de groenten moeten gekneusd worden en door het zout hun vocht loslaten. Uiteindelijk ontstaat er veel vocht. Kap groenten en vocht samen in het schone potje. Mijn groenten stonden niet hélemaal onder als ze in het potje gingen, en in dat geval kan je voor de zekerheid een beetje pekel maken (recept: 30g zout per liter, dus 3 gram per 100ml) en aanvullen tot alles onder staat. Afsluiten met een laagje neutrale plantaardige olie zodat er geen lucht aan kan, deksel toe en klaar! Vergeet er geen bordje onder te zetten.
Ter info: als je meer wilt weten over lactofermentatie vind je hier veel nuttige info. Het is belangrijk dat je groenten onder blijven staan in de pekel zodat er geen lucht aan kan, soms wordt het daarom ook wat verzwaard met bv. een schoteltje (dat was niet echt een optie in mijn pot). Je kan in verschillende soorten potten en potjes fermenteren (glas, plastic…), maar denk eraan dat er lucht uit moet kunnen, desnoods door die elke dag eventjes te laten ontsnappen. Er bestaan ook speciale potten voor zuurkool waar de lucht uit kan, maar als beginner wil je daar wellicht niet meteen in investeren.

Nadat je de rode kool van je handen hebt geschrobd komt het zen gedeelte: elke dag met je kin op het aanrecht naar de bubbeltjes kijken die verschijnen tussen de koolreepjes! Na een dag of 5 kan je eens proeven om te kijken of het al zuur genoeg is. Het is normaal dat de groente knapperig blijft (maar niet rauw). Wanneer ik het goed vond deed ik de rek erin en zette ik het potje in de koelkast (als je een frisse kelder hebt van maximum 10 graden kan het ook daar). Daar blijft het héél lang goed.

Op een boterham met hummus… Ook heerlijk in een pita met falafel, die was te snel verorberd!

En dan, smullen maar! Waar kan je dat nu allemaal bij eten? Hier een paar ideetjes:
– voor een snelle avondmaaltijd: kant-en-klare falafels bakken in de pan, één of twee sausjes van Ottolenghi erbij (tahinsaus mag niet ontbreken – meng gewoon snel wat sesampasta met water, citroensap, en een geplet teentje look), wat rauwkost (bv. veldsla, komkommer), hummus en rode zuurkool op een pitabroodje
– ’s middags op een boterham met hummus of bij Pa’lais blanc
– als smaakmaker tussen een broodje met een sappige veggieburger of bij een veggie hotdog
– bij puree, met een snufje mosterd erbij
Kortom, alles wat een beetje extra kick kan gebruiken. Smakelijk!

Brussels sprouts and pear panzanella

So, how to go about this… yes, it’s been over 2 years since I posted my last recipe here. A lot happened in the meantime, mostly having a baby who has grown into a cute and rather picky toddler*. That directed a lot of my time and energy away from experimenting in the kitchen and towards, um, a big experiment to keep a tiny human being alive and kicking.

But these days I find myself having a little bit of time and culinary inspiration again! Three things happened: firstly, I participated in a cooking workshop with my colleagues (for our annual New Year event). It’d been AGES since I’d done any kind of new (and fun) cooking. It was mostly about fermenting vegetables but it worked up my appetite for all things umami! Secondly, I got Dorien Knockaert’s new cookbook ‘Thuiskomen‘ for Christmas. And finally, I became ill, had to take some time off and started reading the book and thinking about things I wanted to try in the kitchen. As an added bonus, someone told me they used to follow my blog, which sort of prompted me to do something with it again :-) So with Brussels sprouts in the fridge that needed to be used and a recent quest for more umami flavor, I combined a few recipes to get to this Brussels sprouts and pear panzanella!

The sources of inspiration: Dorien’s panzanella salad (in Thuiskomen), Martha Stewart’s Brussels sprouts and pear combo and one of many recipes that combine balsamic vinegar and maple syrup with sprouts.

*some mom blogs will tell you that children are more likely to eat vegetables that look ‘roasted’, but mine wasn’t in the mood for any vegetables today. The crunchy oven-baked bread was a hit, though. Try again next time.

Brussels sprouts and pear panzanella

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ingredients for 3-4 servings:

500 grams (1 pound) of Brussels sprouts, cleaned, trimmed and cut in half
3-4 shallots
2 firm pears (they shouldn’t be super soft yet or they’ll turn to pulp)
5 sprigs of thyme
olive oil, pepper and coarse salt
1 small ciabatta bread or 2/3 of a baguette artisanale
3 tablespoons of balsamic vinegar
2 tablespoons of maple syrup or honey

How to:

Pre-heat the oven to 220 degrees Celsius. Clean and trim the sprouts (remove the outer leaves) and cut in half. Peel the shallots and quarter them. Slice the pears, remove the core (don’t peel) and cut into 1-2 cm wedges. Put the sprouts, shallots and pears in a bowl with the thyme. Drizzle with olive oil, add pepper and salt and toss carefully (mind the pears).

Spread out on a deep baking dish and put in the middle of the oven for 15-18 minutes, until the first sprouts are starting to turn brown. In the meantime, tear the bread into chunks slightly larger than the sprouts. Toss in the same bowl with some olive oil. Add to the baking dish on the outer sides, shifting the sprouts to the middle (the bread will turn brown faster there). In 6-7 minutes,  the sprouts should be caramelized and tender and the bread should be crunchy. While the bread is in the oven, whisk the vinegar and maple syrup in a small bowl.

Remove the baking dish from the oven. Use a large spoon to scoop everything but the bread from the baking dish and into a heatproof serving dish. Drizzle with the vinegar mixture. Toss carefully (the pears will be very tender now). Add the bread. Let this stand for 5 minutes so the bread can soak up a little bit of the yummy vinegar. Serve and enjoy!